U bent hier

Water en wind

Water en wind zijn belangrijke krachten die ons landschap boetseren. Harde wind en stromend water pakken op de ene plek materiaal op (erosie), om ze op een andere, luwe plaats weer los te laten (sedimentatie). Buitenbochten slijten en benedenstrooms groeien binnenbochten weer aan. Zo voeren rivieren en beken een constante stroom zand en klei aan. Bij hoge waterstanden treden beken en rivieren uit hun oevers en wordt in een brede strook een flinke laag sediment afgezet. Het zand naast de hoofdgeul op oeverwallen en de lichtere kleideeltjes in de laagtes daarachter. Wind kan het verse zand opwaaien tot meters hoge rivierduinen. Op dezelfde wijze zorgen wind en water voor de verspreiding van tal van plantenzaden.

Vaak worden deze natuurlijke processen onderbroken door opgewaaide grond weer glad te strijken en erosie aan de ketting te leggen. Soms moet dat, maar vaak is het niet nodig. Het weer toelaten van natuurlijke processen waar dit kan staat bij ons centraal. Soms lukt het om oeverbeschoeiingen te verwijderen, of de door de rivier gevormde geulen en zandruggen te behouden. Hierdoor hebben we langs de Waal weer rivierduinen teruggekregen, zijn er langs de Grensmaas weer grote grindbanken te vinden en vormt de Geul opnieuw haar eigen bedding.